Van alle ontwikkelingen die je peuter meemaakt, is zindelijk worden één van de belangrijkste momenten van de kindertijd. Voor iedere ouder schrijft hun kind geschiedenis wanneer ze hun eerste plasje doen op een potje, hoewel dat vaak een eeuwigheid op zich laat wachten.
Over het algemeen wordt een kindje zindelijk tussen zijn tweede en vierde verjaardag. Uiteraard zijn sommige kinderen wat ouder, maar dit is niets om ongerust over te zijn.
Geleidelijk leerproces Algemeen mag je beschouwen dat een kind overdag (bedplassen buiten beschouwing gelaten) gecontroleerd zijn plasje doet als hij drie jaar is. Dan pas zijn alle organen die een rol spelen bij de zindelijkheid volledig ontwikkeld. Begin je als ouder eerder dan 24 maanden met zindelijkheidstraining? Dan zal je quasi geen resultaat boeken, want de kleintjes weten op dat moment nog niet wat het potje betekent. Is je kind echter na zijn zesde levensjaar nog niet helemaal zindelijk? Dan spreken we van een probleemsituatie.
Dwing je kindje nooit om op het plaspotje te gaan zitten, want als je hen forceert, krijg je een averechts resultaat. Een peuter moet kunnen ‘voelen’ wanneer hij zijn behoefte moet doen. Ze moeten tegelijkertijd ook begrijpen waarom ze op het potje moeten gaan en dat moeten ze ook zélf willen!
Signalen die erop wijzen dat je peuter klaar is voor het potje:
De luier van je kind blijft langer droog;
Je kindje is geboeid door het toiletbezoek van anderen;
De peuter zondert zich wat af als hij zijn behoefte moet doen;
Je kind kan aanduiden dat hij zijn behoefte heeft gedaan door bijvoorbeeld zijn luier aan te wijzen.
Deze tekenen zijn pas het prille begin van de zindelijkheidstraining. Het zal niet allemaal meteen even vlot verlopen. Daarom moet je in deze periode alle kalmte bewaren en over engelengeduld beschikken.
Tips voor een standaard zindelijkheidstraining Met de volgende tips kan je vanaf nul beginnen trainen:
Band met het potje: laat je kindje spelen met het potje en leg uit waarvoor het dient;
Degelijk potje: zorg dat je eentje koopt waarbij je peuter met de voetjes op de grond kan en perfect op zijn hurken kan zitten;
Neem je peuter mee als je zelf naar het toilet moet;
Wacht op de zomer: als het mooi weer is kan je je kindje zonder luier laten rondlopen. Als hij dan plast zal hij merken dat hij nat wordt en zal er sneller een belletje bij hem gaan rinkelen;
Hou het kort: laat je peuter liever om de zoveel tijd op het potje zitten dan té lang aan één stuk. Wil het plasje niet komen, probeer dan eens de ouderwetse truc met de lopende kraan;
Regelmaat: zet een wekker en hou je aan de exacte uren wanneer je het kleintje op de pot zet;
Beloon: als de peuter een plasje of behoefte doet, hoe klein ook, beloon hem dan. Word nooit boos, want op de lange duur zou je kindje daardoor een verkeerd plasgedrag kunnen ontwikkelen. Dat kan op zijn beurt dan weer leiden tot infecties.