1 |
Verwarm de oven voor op 180 graden. |
2 |
Zeef de bloem boven een plank of aanrecht en strooi er het zout en de gist over. |
3 |
Meng al knedend het water door de bloem en blijf kneden tot het deeg stevig en glad is. Het moet iets zachter zijn dan brooddeeg, maar zeer soepel en gemakkelijk te hanteren. |
4 |
Vorm 20 ballen ter grootte van een abrikoos en leg die op een licht met olie ingevet werkvlak. |
5 |
Meng alle ingrediënten voor de vulling in de kom. |
6 |
Pak een deegbal, druk hem plat en rek het deeg met ingeoliede vingertoppen naar alle kanten uit tot een dunne vierkante lap. Zorg ervoor dat zowel het deeg als je handen met olie zijn ingevet, zodat het deeg niet aan je vingers blijft plakken. |
7 |
Schep een lepel van de vulling midden op het lapje deeg. |
8 |
Vouw de zijkanten over de vulling naar het midden en vouw het lapje dicht tot een pakketje. |
9 |
Maak van een tweede deegbal net zo’n dunne lap als de eerste, leg het gevulde deegpakketje er ondersteboven op en vouw de zijkanten weer naar binnen zodat het een deegpakketje van twee lagen wordt. |
10 |
Doe hetzelfde met de andere deegballen, zodat je 10 pakketjes hebt. |
11 |
Leg ze op een licht met olie ingevette bakplaat en bak ze 30 minuten. |
12 |
Eet ze warm, meteen als ze uit de oven komen. |