Raspaillebos in Geraardsbergen (Vlaamse Ardennen)
Het Raspaillebos ligt op de steile oostelijke flank van de getuigenheuvel Bosberg. Dit beukenbos ligt in het erg reliëfrijke landschap op de grens van de Vlaamse Ardennen met het Pajottenland, met steile valleiwanden, glooiende heuvels en diep ingesneden dalen. Het 50 ha grote Raspaillebos behoort, samen met het Moerbekebos en het Karkoolbos, tot een 150 ha groot bosgebied op de flanken van de Bosberg. Met 107,5 meter is de Bosberg een scheiding tussen de vallei van de Dender van die van haar bijriviertje de Mark. Een steile kasseihelling snijdt het bos in tweeën en gaat op de top over in een oude Romeinse Heirbaan, gekend als de laatste rechte lijn in de Ronde van Vlaanderen. De omgeving is, op wat lintbebouwing na, schaars bevolkt. In uurwijzerszin vinden we op meer dan een kilometer van de top de gehuchtjes Bruinsbroek, Sint-Paulus, Atembeke, Onkerzele en Boskant.Rond het bos ligt een mozaïek van weiland en akkers, balancerend tussen de hoogtelijnen van 30 en 90 meter. Bronbeekvalleitjes, taluds en graften zorgen voor nog meer afwisseling in het reliëf. Het landschap wordt getooid door een fijnmazig netwerk van veldbosjes, houtkanten, oude meidoornhagen, struwelen, knotwilgen en bloemrijke holle wegen.
Het Raspaillebos behoorde ooit tot een woud dat door de Romeinen 'Arduenna' werd genoemd en ten tijde van de Franken bekendstond als ‘Kolenwoud’. Deze naam vindt zijn oorsprong in de IJzertijd, toen er massaal houtskool werd gebrand ten behoeve van de ijzerproductie. Het Kolenwoud vormde een wig tussen de rijke cultuurgronden van Zuid-Vlaanderen en Henegouwen enerzijds en Haspengouw anderzijds. Het bestond uit grote bosgebieden die door kleinere bosjes en struweelrijk grasland (wastine) met elkaar waren verbonden. Vanaf de 10de eeuw volgden verschillende ontginningsgolven elkaar op, met pieken in de 14de en 19de eeuw. Er wordt aangenomen dat de kaart van Ferraris van het midden van de 18de eeuw een goed beeld geeft van de bebossingsgraad rond 1300. Al was het Raspaillebos in die tijd slechts een schim van het grote Kolenwoud, het was nog steeds drie keer omvangrijker dan nu (495 hectare) en strekte zich uit tot bij de muren van het klooster van Beaupré te Grimminge.
De naam van het bos zou afgeleid zijn van de term “rapaille” (uitschot) of van “raspe” (hakhout). Het oud-Vlaamse ‘raspe’ (schaven, raspen) verwijst naar het traditionele hakhoutbeheer in dit bos. Om de twaalf tot achttien jaar worden oude stronken van bomen en struiken tot aan de grond afgezet. Hier schieten nieuwe loten uit, die tot aan de volgende kapbeurt verder uitgroeien. In het bos ontspringen tal van bronnen. Bij 1 van deze bronnen werd een kapelletje, 't Juffrouwke, gebouwd omdat het water zou helpen tegen tandpijn. De bekendste bron van het bos is de Steenborre.
De kapel aan de voet van de Bosberg werd rond 1650 opgericht, nadat het Mariabeeld van een kluizenaar voorwerp was geworden van mysterieuze gebeurtenissen. Bedevaarders kwamen massaal naar het Raspaillebos. De Kerk zag hier graten in en vestigde er een Dominicanenklooster. De kapel deed dienst als voorportaal en is er het enige overblijfsel van. Ze werd in 1997 gerestaureerd. In het bos bevindt zich nog de kleinere Juffrouwkapel, waar de bijgelovige middeleeuwer terecht kon met zijn tandpijn. De Steenborre is de meest bekende bron. Ze was het trefpunt tussen de Sint-Adriaansabdij te Geraardsbergen, het Cisterciënzerinnenklooster van Beaupré te Grimminge en de Dominicanen van Atembeke.
Bij de opstand van de Gentenaren in de 14de eeuw ten tijde van Jacob en Filips van Artevelde vonden de opstandelingen steun bij sommige boeren uit de streek van Geraardsbergen en Ronse. De landbouwers werden uit hun boerderijen verjaagd en vonden een schuilplaats in het Raspaillebos. Aldus ontstond een bende rovers die vanuit het bos talrijke rooftochten deden in de kastelnij van Aat, Lessen en Vloesberg. Ook Jan de Lichte en zijn bende zouden zich hier herhaaldelijk hebben opgehouden. Volgens sommige bronnen heeft het bos aan deze boevenverhalen zijn naam te danken. De woorden ‘Raspeel’, ‘Rapaille’ en ‘Raplage’ verwijzen alle naar ‘gespuis’.