Eind negentiende eeuw opende de Hollandse Schouwburg de deuren. In de beginjaren heette het theater nog Artis Schouwburg en werden er vooral operettes opgevoerd. In 1894 al ging die zaak failliet en werd de zaak opnieuw geopend onder de naam Hollandsche Schouwburg. De operettes werden afgeschaft en het theater boekte vele successen. In de Tweede Wereldoorlog kreeg het theater echter noodgedwongen weer een nieuwe naam: De Joodsche Schouwburg. Joodse artiesten speelden er uitsluitend voor een joods publiek. Dat liedje duurde echter niet lang. De Duitsers vorderden halfweg de oorlog het gebouw op en maakten er een deportatieplaats en gevangenkamp van. Duizenden mensen moesten er in erbarmelijke omstandigheden leven voor ze werden afgevoerd. Na de oorlog hadden de Amsterdammers het er moeilijk mee dat de schouwburg weer gewoon een theater zou worden. Daarom besloten ze er een monument van te maken. Wie de schouwburg vandaag bezoekt, komt er voor een moment van bezinning bij de gruwelen uit de Tweede Wereldoorlog. De 104.000 Nederlandse slachtoffers van de jodenvervolging worden er herdacht.