Een vate werd vroeger dicht bij een kerk aangelegd om regenwater op te vangen. Polderdorpen hadden wel toegang tot water in de buurt maar meestal was dit te zout of vervuilt. Naast het gebruik als drinkwaterput, werd de vate ook gebruikt voor te wassen en eventuele branden te blussen. Wel was het verboden om wol te wassen of zeepsop en andere onzuiverheden te gebruiken die het water ondrinkbaar zou maken.
De eerste vermelding van de Vatervijver is 1404 en werd reeds opgenomen op de Ferrariskaart van 1770-1778